Invisible China

Recensie door Lilian Kranenburg

Invisible China door Scott Rozelle en Natalie Hell is een buitengewoon belangrijk boek voor iedereen die zich buigt over China’s uitdagingen. Een onderwerp waar eigenlijk te weinig aandacht voor lijkt te bestaan: het ondermaatse onderwijsniveau op het Chinese platteland en de daaruit voortvloeiende sociale en economische problemen. Hier kunnen uiteindelijk ook politieke consequenties uit voortvloeien.

Het onzichtbare China
Heeft niet ieder kind recht op het beste onderwijs? En als dat niet mogelijk is, wat kunnen dan de consequenties voor mens en land zijn? Scott Rozelle en Natalie Hell hebben pakkend weten neer te zetten hoe China in de afgelopen decennia onderwijs en gezondheidszorg op het platteland heeft verwaarloosd ten koste van de groei in de steden. De schrijvers belichten hier een structureel smeulend probleem dat op termijn de Chinese vooruitgang kan ondermijnen.

Middeninkomensval ligt op de loer
Volgens de auteurs balanceert China op de rand van de gevreesde middle-income trap: een economische theorie die stelt dat wanneer de economische groei afvlakt, er een overschot aan arbeidskrachten ontstaat. Ofschoon het grote aantal mensen dat zich tegenwoordig onder de Chinese middenklasse mag scharen geroemd wordt, voltrekt zich wel degelijk een onzichtbaar drama buiten de stedelijke gebieden om. Bovendien is in China’s geval sprake van sterke vergrijzing. Beijings ambitie om technologisch toonaangevend te worden, zal mede sterk afhankelijk zijn van een verhoogde arbeidsproductiviteit. En die mankeert, stellen de schrijvers.

Rozelle en Hell vergelijken voor een beter begrip de landen Zuid-Korea, Ierland en Mexico met elkaar. Deze landen bevonden zich allemaal in eenzelfde situatie als China zich nu bevindt. Het waren allen lagelonenlanden met een groot reservoir aan goedkope, veelal jonge, arbeidskrachten. Daar waar Zuid-Korea en Ierland al tijdens de eerste groeispurt besloten gestaag in onderwijs voor iedereen te investeren, verzuimde Mexico zijn grote poel aan ongeschoolde arbeidskrachten op te leiden.

Gevolg was dat toen Zuid-Korea en Ierland toe waren aan de volgende groeifase, waarin ongeschoolde arbeid een aanzienlijk minder grote rol zou spelen, zij konden terugvallen op degelijk opgeleide mensen. Zo konden zij de stap maken naar de volgende welvaartsfase, en werden zij interessant voor investeerders die locaties met een goed en gevarieerd aanbod aan geschoolde werkers zochten. In Mexico daarentegen verlieten bedrijven na loonstijgingen en masse het land, waardoor de opwaartse mobiliteit stagneerde en Mexico in de middle income trap belandde.

De eerste groeispurt
De Chinese economie kon vooral zo snel groeien dankzij de inzet van de grote groep ongeschoolde werkers, die gedurende drie decennia in de bouw en infrastructuur werkte. Ofschoon deze groeistrategie in die periode heel effectief bleek, stegen de lonen van deze arbeiders ook gestaag. Het gevolg daarvan was dat bedrijven op grote schaal een automatiseringsslag maakten en op zoek gingen naar lagelonenlanden. Rozelle en Hell leggen uit dat de CCP in die dertig jaar voornamelijk investeerde in de ‘hardware’, ofwel in stenen en beton, maar niet in de scholing van de bevolking. Daarentegen is het de partij wel gelukt een hoogopgeleide elite te creëren die China naar het nieuwe innovatieve tijdperk heeft weten te brengen.

Probleem daarbij is dat slechts 20-30% van jonge mensen toegang krijgt tot de hoogste echelons van universitair onderwijs. Volgens de schrijvers behoort China’s plattelandsbevolking tot één van de laagst opgeleide in de wereld. Bovendien lijden jonge plattelandskinderen chronisch aan ondervoeding, is de hygiëne slecht en hebben kinderen slecht toegang tot brillen. Omdat vrijwel de helft van de Chinese bevolking op het platteland leeft, en kinderen daar slechts toegang hebben tot ondermaats onderwijs, vormen al deze factoren tezamen een ernstig probleem. Deze groep mensen zal steeds minder mee kunnen komen in de transitie die China wil maken naar een nieuwe economie, waar hoogwaardige technologische ontwikkeling leidend moet zijn.

De auteurs leggen uit hoe China de leerplicht van negen jaar toepast, en hoe het voor arme ouders op het platteland onmogelijk is om vervolgonderwijs te bekostigen. Naast de kosten die met verdere scholing gemoeid zijn, is er ook de financiële verleiding om al vroeg in de bouw aan de slag te gaan; constructiearbeiders kunnen makkelijk in een maand verdienen wat hun landbouwende ouders in een jaar bij elkaar krijgen. In eerste instantie lijken deze financiële prikkels juist een weg uit de armoede te bieden. Maar het reële gevaar bestaat dat dergelijke banen op termijn verdwijnen – dat kan komen door marktverzadiging, automatisering en verhuizing van industrieën naar lagelonenlanden.

Beroepsopleidingen staan in de kinderschoenen
Alle grote investeringen vanaf 1990 ten spijt, is er weinig terecht gekomen van de intentie om kwalitatief hoogwaardig beroepsonderwijs aan te bieden. Sterker nog, de kwaliteit is in al die jaren niet verbeterd en het systeem moet nodig worden hervormd.

Chinese vakscholen stellen inhoudelijk niets voor, aldus de auteurs. Leerlingen die graag verder willen leren komen telkens lelijk bedrogen uit.

In een choquerend voorbeeld laat Rozelle zien hoe ene Wang Tao, een gedreven en slim kind dat de hoop van de lokale dorpsschool is, net niet genoeg punten haalt om toegelaten te worden tot de regionale middelbare school – tenzij zijn ouders bereid zijn het entreegeld van $3000 te betalen. Met een schamel jaarinkomen van een paar honderd dollar is dat onmogelijk. De school adviseert hen vervolgens te kijken naar één van de nieuwe scholen die beroepsopleidingen aanbieden. Wang Tao’s ouders betalen met moeite het inschrijfgeld. De eerste dag is een ontgoocheling – de leergierige Wang Tao bevindt zich in een wereld waar docenten zonder kennis slechts af en toe acte de présence geven, waar leerdoelen afwezig zijn en waar leerlingen zich samenscholen in kleine bendes. Geïnteresseerde studenten worden niet gehoord. 

Chinese politieke stelsel is onverhoopt medeverantwoordelijk: drie probleemgebieden
China is in veel opzichten uniek en heeft in de afgelopen decennia al meerdere malen onheilspellende voorspellingen van sceptici gelogenstraft, zeggen de schrijvers. Toch lijken de risico’s op mislukking aanzienlijk. Dat komt mede door een paar typisch Chinese fenomenen die diep verankerd liggen in het Chinese politieke systeem.

1) Registratiebeleid
Allereerst is er het hukou systeem dat maar liefst 64% van de bevolking vastbindt aan het platteland. Plattelandskinderen hebben daardoor alleen toegang tot rurale sociale voorzieningen, en dus alleen tot ondermaats onderwijs. Van de 300 miljoen binnenlandse migranten die China’s steden in de afgelopen dertig jaar hebben helpen opbouwen, konden de kinderen doorgaans geen aanspraak maken op stedelijk onderwijs en gezondheidszorg.

Het hukou-beleid veroorzaakt grootschalig leed, vinden de schrijvers. Juist in deze tijd is het noodzakelijk dat alle kinderen toegang krijgen tot goede scholing en zorg, het systeem is een strategische fout. Zolang Beijing hier niets aan verandert, zal het hukou systeem blijven bijdragen aan het verkwanselen van menselijk kapitaal.

2) China’s belastingstelsel
Een andere oorzaak voor het ondermaatse plattelandsonderwijs is de decentralisatie van China’s fiscale systeem. Beslissingen over onderwijs worden door lokale ambtenaren genomen die vaak niet de directe voordelen kunnen oogsten van de investeringen. Het opleiden van een kind vergt immers een jarenlang investeringstraject waar de lokale gemeenschap niet snel iets van terugziet. Bovendien is de kans groot dat geschoolde kinderen de arme gebieden verlaten; er zijn dus geen prikkels om te investeren. Het gevolg is dat er weinig geld stroomt naar onderwijs. Rozelle en Hell menen daarom dat onderwijs centraal geregeld moet worden.

3) Nadruk op korte termijn successen
Het derde structurele probleem is de nadruk die in de afgelopen decennia gelegd is op korte termijn groei. De focus op snelle groei bepaalt nog altijd promotiekansen van bestuurders. Investeringen in menselijk kapitaal renderen per definitie pas op de lange termijn. Deze nadruk op het behalen van korte termijnresultaten is overigens niet voorbehouden aan China. Ook andere landen, waaronder Amerika, zetten onderwijs vaak laag op de politieke agenda, juist omdat besluitvormers niet zelf de vruchten kunnen plukken van goed onderwijsbeleid.  Alleen heeft men in China de korte termijn groei tot een nieuw hoogtepunt (of dieptepunt) weten te brengen, stellen de auteurs.

De schrijvers schetsen aan het einde een aantal scenario’s waar China mee te maken kan krijgen, mocht het deze aanstormende ramp niet tijdig weten af te wenden. Zij komen echter ook met oplossingen. Voor wie hiernaar nieuwsgierig is geworden is dit belangwekkende en uiterst leesbare boek een aanrader, dat met compassie en betrokkenheid geschreven is.

Invisible China – How the Urban-Rural Divide Threatens China’s Rise | Scott Rozelle & Natalie Hell | University of Chicago Press | oktober 2020| 248 pag. | hardcover €28,99 | ISBN: 9780226739526

Interview met Scott Rozelle (15 april 2021) is te beluisteren op China Talk https://www.chinatalk.media/p/invisible-china-how-the-urban-rural

Mijn recensie verscheen destijds op Crowdblog China 2025 op 6 mei 2022.

No comments yet.

Leave a Reply